Mechanische onkruidbestrijding door loonwerker

Mechanische onkruidbestrijding door loonwerker

Klaas Devreese uit Leffinge startte in 2016 de omschakeling van zijn melkveebedrijf. Het bedrijf is intussen volledig bio en er worden zo’n 100 koeien gemolken, goed voor 900.000 liter melk per jaar.

 

 

 

 

 

Klaas: “Het akkerbouwgedeelte van het bedrijf dient nu voornamelijk om bioruwvoeders voor de dieren te produceren. Jaarlijks telen we zo een 40 à 50 hectaren grasklaver, 10 hectaren maïs, 2 hectaren luzerne, 1.5 hectare voederbieten en soms ook enkele hectares granen voor gehele plant silage.”

Het maïsareaal is na omschakeling bijna gehalveerd in vergelijking met het vroegere, gangbare teeltplan. De onkruidbestrijding moet in de biologische landbouw mechanisch gebeuren, wat in de maïsteelt een hele uitdaging is. “Ik had tijdens de omschakeling wel wat schrik voor de onkruidbestrijding, vooral in de maïs. Achteraf bekeken viel het gelukkig allemaal wel mee. We hadden op dit vlak geluk te kunnen omschakelen in jaren met een mooi, droog voorjaar, wat de onkruidbestrijding wel makkelijker maakt. Toch kruipt er erg veel tijd in, en hangt het succes van mechanische onkruidbestrijding ook af van de machines die je ter beschikking hebt. Specifiek voor de maïsteelt zijn er erg geavanceerde machines op de markt, met veel slaagkracht, maar deze zijn te duur om in te zetten op slechts enkele hectaren maïs.”

Daarom werkt Klaas voor de onkruidbestrijding in de maïs samen met Johan Staelens, een loonwerker uit Ichtegem. Die leerde hij kennen tijdens de biobedrijfsnetwerken in de Westhoek, waar Lieven Delanote, adviseur biologische landbouw bij Inagro, een 8-tal bioboeren en loonwerker met elkaar in contact bracht. Johan: “Ik ben al bijna 20 jaar bezig met o.a. schoffelwerk, oorspronkelijk vooral voor gangbare landbouwers. De oorspronkelijke machine was eigenlijk versleten en aan vervanging toe, net op dat moment kwam ik via Lieven in contact met de omschakelende melkveehouders. Daarom leek het interessant te investeren in een schoffel specifiek voor de biomaïsteelt”.

Na veel wikken en wegen besliste Johan te gaan voor de aankoop van een 8-rijige HAK-schoffel met een werkbreedte van 6m. Voorafgaand aan deze aankoop bezocht hij samen met Lieven Delanote enkele landbouwbeurzen in België en Nederland. Hier zijn elk jaar constructeurs aanwezig en verschillende machines te bezichtigen. “De vereisten voor de machine werden echt samen met de bioboeren in kaart gebracht. Zo laten de biomelkveehouders uit deze groep hun maïs inzaaien door een loonwerker met een zaaimachine van 8 rijen. Ook de uitrusting van de schoffel om bewerkingen ín de rij te kunnen uitvoeren was bepalend bij aankoop. Je moet de onkruiden daar zoveel mogelijk weg krijgen, maar de maïs moet blijven staan. Daarom kozen wij voor een machine die extra uitgerust is met zowel torsie- als vingerwieders. De schoffel is bovendien uitgerust met Garford-camerasturing, waardoor er in 95% van de gevallen gewerkt kan worden zonder copiloot vanachter op de machine. Enkel in percelen met veel vogelschade heeft de camera moeite om de rijen te volgen en is er bijkomende manuele sturing nodig. De werksnelheid hangt af van verschillende factoren, waaronder de grootte van de maïs en de toestand van de bodem. Maar gemiddeld komen we aan een werksnelheid van één hectare per uur. Doordat één loonwerker die machine bij verschillende boeren zal gebruiken, zal hij er veel vakmanschap rond opbouwen, zodat de resultaten met de machine optimaal kunnen zijn.”” vertelt Johan.

“Met alle voorgaande eisen inbegrepen komt de investering voor deze cameragestuurde schoffel op ongeveer €65.000. Da’s een hele investering natuurlijk, het zou interessant zijn als ook loonwerkers beroep zouden kunnen doen op de subsidieregeling voor mechanische onkruidbestrijding” vertelt Johan. Momenteel kunnen in Vlaanderen enkel landbouwers 30% VLIF-investeringssteun krijgen voor investeringen in mechanische onkruidbestrijding. T.e.m. 2020 kon er door landbouwers bovendien een hectarepremie van €260 per jaar aangevraagd worden voor het mechanisch onkruidvrij houden van percelen zonder de inzet van herbiciden. Deze verbintenissen dienden voor een periode van vijf jaar afgesloten te worden. Het is nog niet duidelijk of deze subsidie nog aangevraagd zal kunnen worden bij ingang van het nieuwe GLB, in 2023. Tijdens de overgangsjaren 2021 en 2022 kunnen er geen nieuwe verbintenissen aangegaan worden, verbintenissen die eind 2020 afliepen kunnen wel met één jaar verlengd worden. Voor biologische landbouwers is deze hectarepremie voor mechanische onkruidbestrijding niet combineerbaar met de hectarepremie voor biologische productie, waardoor meestal enkel deze laatste aangevraagd wordt.

“Momenteel heb ik een 15-tal vaste klanten uit de biosector. Het aantal klanten in de gangbare sector varieert wat meer. Vooral jaren waarin er meer regen valt tijdens de zaaiperiode leveren extra klanten op. Het schoffelen wordt dan vooral ingezet om de grond te beluchten. Maar zonder die groep biomelkveehouders was het voor mij dus niet zinvol geweest deze investering aan te gaan.” Verder investeren in machines voor mechanische onkruidbestrijding in andere teelten ziet Johan niet meteen zitten: “De werkpiek inzake mechanische onkruidbestrijding valt voor verschillende teelten wel in dezelfde tijdspanne, van ongeveer mei tot juli. Het zou dus niet zinvol zijn me te richten op nieuwe teelten, want dan moet ik werk laten liggen in de maïsteelt, waar ik me net in specialiseerde. Het zou veel interessanter zijn om voor andere teelten samen te werken met andere loonwerkers. In de Westhoek ging er zo, op vraag van dezelfde bioboeren, een andere loonwerker aan de slag met mechanische onkruidbestrijding in voederbieten. In het gangbare loonwerk is mei-juli over het algemeen net een vrij rustige periode in het jaar, wat maakt dat er dan meestal wel chauffeurs ter beschikking zijn hiervoor. Mechanische onkruidbestrijding kan voor loonwerkers dus wel degelijk een interessante aanvullende markt zijn”.